Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gelijk de [28]benden der straatschenders op iemand [29]wachten, [alzo] is het gezelschap der [30]priesteren; zij moorden [op] den weg naar [31]Sichem, waarlijk, zij doen [32]schandelijke daden. 28. Of, stropende benden, struikrovers, enz., die in die landen, vermits de gebergten en woestijnen, vele waren, inzonderheid bij den vervallen staat des lands. 29. Om den reizenden man af te zetten, te moorden en te plunderen. 30. Of, regeerders der officieren, zo kerkelijke als burgerlijke. Zie boven hfdst.4 vs.9. 31. Ook ene stad der Levieten en een vrijstad, aan de westzijde van de Jordaan in Kanaan; Joz.21:21. Zie wijders van Sichems gelegenheid, Richt.8:31, en Richt.9:25 met de aantekening. Waaruit blijkt dat aldaar de rovers op de hoogten der bergen plachten te loeren op degenen, die op de heerstraten voorbij reisden. Zo deden nu de priesters, gestijfd door de goddeloze regenten. Een gruwelijk gevolg van afgoderij. Vergelijk boven hfdst.5 vs.1,2, met de aantekening. Anders [naar] de wijze van Sichem, idem, met [enen] schouder; dat is, eendrachtiglijk. Zie Zef.3:9. 32. Dat is, zij vergrijpen zich niet uit roekeloosheid, haastigheid of onbedachtzaamheid, maar bedrijven zulke gruwelijke schelmstukken met voorbedacht opzet, waar het Hebreeuwse woord op ziet.